Profetie in de geschiedenis
De didache, het onderwijs van de apostelen – Arjan de Kok 2014
De Didache is een vroeg christelijk geschrift dat wordt gedateerd aan het begin van de tweede eeuw. Bij de selectie van de canon werd het niet inbegrepen in de Bijbel. Daarna is het in de vergetelheid geraakt, totdat het in 1873 in Istanbul (toen Constantinopel) in een ander geschrift werd teruggevonden.
Gezien de vele verwijzingen van de kerkvaders naar de Didache kan het geschrift als gezaghebbend worden gezien. Als mogelijke reden van het niet opnemen in de canon wordt onder meer genoemd dat de episcopale structuur van de kerk bij het kiezen van de canon ingeburgerd was. De didache pleit voor meervoudige gemeenteleiding en de episcopale structuur gaat uit van enkelvoudige leiding in persoon van een bisschop.
Voor deze website is van belang hoe de Didache beschrijft hoe men met profetie omging. De Didache beschrijft niet hoe dat precies in haar werk ging, meer hoe men met profeten om moest gaan. In hoofdstuk 10:7 staat: Sta de profeten toe te danken hoe ze dat willen, nadat een uitgebreid dankvoorschrift is uitgewerkt. Aan de profeten werd dus meer vrijheid toegekend. In hoofdstuk 11 wordt de handel- en leefwijze van beschreven. “Uit zijn levenswijze zal de valse profeet of de ware profeet onderkend worden”. Men keek in die tijd breder naar het hele plaatje en niet alleen naar de profetie. Een profeet mag geen dingen vragen of doen voor eigen gewin. Hoofdstuk 12, de gemeente mag toetsen of de profeet komt om op de pof te leven – en mogen hem aan het werk zetten. Hoofdstuk 13, iedere waarachtige profeet (maar ook leraar) is zijn eten waard. Daarom moet de eerste opbrengst van de wijnpers, dorsvloer, schapen en runderen aan de profeten gegeven worden, want zo staat er “zij zijn uw hogepriesters” (vergelijk Deuteronomium 18:3. 26:1 e.v.. Of als die er niet zijn aan de armen.Hoofdstuk 15 verteld dat opzieners en diakenen de dienst van profeten en leraars verrichten.
Opmerkelijk is dat de begrippen apostel en profeet door elkaar heen gebruikt werden – kennelijk was er geen groot onderscheid. Ook zien we dat de opzieners en diakenen de dienst van profeten uitoefenden.
Van belang is dat profeten in de Didache benoemd worden vanuit een vanzelfsprekendheid die geen nadere uitleg behoeft. Ze functioneerden en de waarachtigen onder hen stonden in hoog aanzien in de gemeente. Zo bekeken hebben profeten een plaats in de vroege nieuwtestamentische gemeente, waarbij men met nuchterheid toetst en beproeft of de profeet en profetie waarachtig zijn, leer en leven in overeenstemming met het evangelie. Dit levert een goed aanknopingspunt voor vormgeving van profetie in het gemeenteleven van vandaag.
De Reformatorische profetie in de Nederlandse traditie – dr. F.A. van Lieburg 2001
Bestellen kan hier, een recensie lezen hier.
Kern van dit boekje is de positie van profetie in het Convent van Wezel dat in 1568 gehouden zou zijn. In het Convent van Wezel worden profeten beschreven als degenen die in de vergadering van de gemeente een of andere Schriftplaats ordelijk uitleggen. Tot deze profeten behoren predikanten, doctoren (leraren), diakenen en mannen uit de gemeente. Deze houden een voordracht die door de predikanten en andere profeten, de hele gemeente of degenen aan wie het recht van beproeving toekomt wordt beoordeeld. Dit leidde in een aantal vooraanstaande gemeenten tussen 1568 en 1571 tot disputen waardoor dergelijke vormen van profetie door de kerkenraden terzijde werden geschoven. Het Convent van Wezel dient volgens kerkhistoricus Owe Boersma gezien te worden als voorbereiding voor de synode van Emden in 1571, en niet meer dan dat. De voorbereidende artikelen van het Convent van Wezel werden bij definitieve vaststelling door de synode van Emden compleet genegeerd, meest waarschijnlijk door de disputen die in de bijeenkomsten met de voornoemde profeten voortkwamen.
Door Abraham Kuyper werd de toelating van ongestudeerden tot het predikantschap nog even aangeroerd, maar dat heeft in de Gereformeerde Kerken in Nederland geen groot draagvlak gekregen. Door Jacob Daniel du Toit, hoogleraar aan de Teologiese Skool in Potchefstroom sinds 1911 en behorend bij de Gereformeerde Kerken in Zuid-Afrika (zgn. Dopper Kerken) werd een interessant pleidooi gevoerd voor de reformatorische profetie. Hij wilde laten zien dat de hoge gereformeerde waardering van de kerkelijke ambten niet ten koste hoefde te gaan van de aandacht voor het ‘ambt aller gelovigen’. Want: was de gereformeerde kerk weer een onmondige, luisterende en zwijgende kerk geworden? Hij stelde indirect ook de predikanten onder kritiek, die door hun prediking een versmallende uitwerking zou hebben op de brede bekendheid met Schrift en belijdenis. Hij zocht binnen de perken van het calvinisme naar de blijvende geldigheid van profetie.
In 1999 is er van emeritus-hoogleraar C. Graafland ‘Gedachten over het ambt’ verschenen. Bestudering van de ambten resulteerde bij hem in een ruimere visie op het functioneren van de Geestesgaven dan in de gereformeerde traditie overheersend is geweest. Hij toont meer openheid voor een dynamische visie op de ambten, waarbij de gangbare gereformeerde opvattingen aan de veelkleurige praktijk van het Nieuwe Testament herijkt moeten worden en vervolgens tot concrete aanpassingen mogen leiden. Hij geeft ook aan: ‘zo contextueel als Calvijns visie op de ambten was, zo lijken echter zijn nazaten die te hebben verabsoluteerd’. Daardoor is aanpassing aan een veranderende rol van het gewone gemeentelid in het geheel van kerkregering en evangelisatiebediening nooit goed mogelijk geweest. Zijn critici zeggen, Graaflans zegt wel dat het anders moet, maar hij zegt niet hoe.
Het boekje eindigt met de verzuchting van Mozes uit Numeri 11:29: “Och, of dat al het volk des Heeren profeten waren.” Een mooie afsluiter voor een nieuw hoofdstuk in de beoefening van profetie vandaag!
Wat in dit boekje niet genoemd wordt is dat in 1827 de Schotse predikant Story vertelde dat er mensen met bijzondere geestesgaven in zijn gemeente waren. In 1828 vond er in het Duitse plaatsje Karlshuld onder pastoor Johan E.G. Lutz profetie plaats in de gemeente. In 1831 vond in Londen onder Edward Irving profetie in de gemeente plaats. Bron: Visie Hersteld Apostolische Zendingkerk op profetie
Ook niet genoemd wordt de beoefening van profetie door de Presbyterianen in Schotland zoals beschreven door Jack Deere in ‘Surprised by the Voice of God’ p. 79 en verder. Hij verwijst naar een biografie geschreven door John Howie in 1775 over George Wishart, die in zijn tijd een profeet werd genoemd. In 1846 werd de gave van profetie door William McGavin veranderd in scherpzinnige vooruitziendheid (sagacious foresight), stellend dat de Schotse hervormers het mis hadden over de gave van profetie. Robert Fleming een dominee en theoloog schreef in 1669 zijn boek ‘The Fulfiling of the Scripture’ waarin hij spreekt over een profetische en apostolische uitstorting op sommigen in die tijd. Samuel Rutherford (1600-1661) schreef: ‘There is a revelation of some particular men, who have foretold things to come, even since the ceasing of the canon of the Word, as John Hus, Wycliffe, Luther … George Wishart…. Knox… Ioh Davidson uttered prophecies … diverse Holy and mortified preachers have done the like.” Vertaald: Er is een openbaring van sommige mannen, die dingen voorzegd hebben die komen gaan, zelfs na het afsluiten van de canon van het Woord, zoals Johannes Hus, Wycliffe, Luther…. George Wishart… Knox….Ioh Davidson profetien hebben geuit… diverse heilige en aan zichzelf gestorven predikers hebben hetzelfde gedaan. Dit laat zien dat profetie ook binnen de presbyteriaanse c.q. gereformeerde wereld in het verleden gefunctioneerd heeft. Een bemoediging omdat wat eens was ook weer kan vandaag!